Pleidooi George Lawson tijdens het rondetafelgesprek over de cultuurbezuinigingen

20 juni 2011
Vandaag heeft in Den Haag het rondetafelgesprek over de cultuurbezuinigingen plaats gevonden. Met deze hoorzitting laat de Kamercommissie zich informeren door vertegenwoordigers van organisaties, deskundigen en andere personen uit de culturele sector. Directeur George Lawson was aanwezig en u kunt hier zijn pleidooi lezen.
"Geachte voorzitter,
Meer ondernemerschap, minder overheid; scherpe keuzes op basis van meer dan alleen kwaliteit. Zo geformuleerd is met de cultuurpolitieke ambitie van het kabinet niets mis: Integendeel. Het Fonds Podiumkunsten heeft drie jaar geleden een enorm tumult over zichzelf afgeroepen door precies zo´n ambitie in ongekend ingrijpende beslissingen om te zetten. Die klap was nodig opdat het fondsgesubsidieerde aanbod de ruggengraat van de podiumkunsten zou blijven vormen en niet zou terugvallen tot de grauwe middelmaat of overbodige marge. Maar de klap waar we nu voor staan is van een geheel andere orde; een bezuiniging van tegen de 60% op de kleine en middelgrote theater -, dans-, muziek- en muziektheaterinstellingen. Die klap dreigt zijn doel geheel voorbij te schieten.

U bent al murw gebeukt met superlatieven en misschien bent het U het al lang zat; maar gevraagd naar mijn mening over de consequenties van de bezuinigingen op het terrein van het Fonds Podiumkunsten, kan ik niet ongezegd laten dat er iets heel erg fout dreigt te gaan. Inclusief eerdere kortingen wordt nu bijna 40% op de podiumkunsten bezuinigd. Tegenover de musea slechts 10%. In de muziek slinkt het budget met bijna 35%, in de dans met bijna 40% en het theaterbudget wordt met 56% meer dan gehalveerd. Dat zijn ronduit alarmerende getallen.

Daarvan kunnen de coalitiepartijen nog zeggen: 'dat is nu eenmaal de consequentie van het regeerakkoord'. Maar wat niet in het regeerakkoord stond is het verschil in bezuiniging tussen groot en klein. De grote gevestigde instellingen worden relatief ontzien; de kleinschalige en middelgrote podiumkunsten zijn straks volledig op een propvol en sterk verkleind Fonds Podiumkunsten aangewezen. Dat Fonds moet omstreeks juli volgend jaar over het lot van al deze honderden kunstenaars, makers en instellingen beslissen. Het subsidievolume van de ex BIS en Fonds instellingen moet daarin van circa 63 naar circa 27 miljoen worden teruggebracht. Dat komt neer op een terugdringing van 57%. Nu al staat dus vast, dat in geld uitgedrukt tegen de 60% van het kleinschalige aanbod deze moordende selectie niet zal overleven. Dan hebben we het nog niet over de nieuwkomers. Vooral voor hele generaties jongere kunstenaars, die de cultuurdragers van morgen vormen is de kans om subsidie te krijgen kleiner dan ooit. Voor hen zit, als we niet uitkijken de boel straks vrijwel op slot.

Deze kolossale terugval van de kleinschalige en middelgrote podiumkunsten tast de fundamenten van ons podiumkunstenbestel aan. Anders dan in een land als Duitsland schuilt de kracht van de Nederlandse podiumkunstcultuur niet- en zeker niet- alleen in de hoge bomen van de officiële cultuur. Van die hoge bomen hebben we er gelukkig ook een paar; maar de ruggengraat van de Nederlandse podiumkunsten wordt in ons land in aanzienlijke mate gevormd door een veelkleurig, dynamisch en goed presterend midden en kleinbedrijf van onafhankelijke makers dat inclusief de festivals inmiddels zo´n 2,3 miljoen bezoekers telt. Goed presterend, want de eigen inkomsten zitten met een gemiddelde van 35% al ruim boven het minimum dat het kabinet nu aan de grote gezelschappen oplegt en per bezoeker kosten zij de belastingbetaler ook nog eens aanzienlijk minder ; 23 Euro tegenover 81 Euro voor de grote gezelschappen in de Bis . Meer inhoudelijk tenslotte vormen zij in Nederland niet alleen de noodzakelijke brede basis van de top; zij worden internationaal vaak ook zelf tot de top gerekend. De kleine theatergezelschappen bijvoorbeeld worden drie keer zo vaak in het buitenland uitgenodigd als het grote gevestigde toneel. Johan Simons, Ivo van Hove vrijwel alle grote namen zijn via het midden- en kleinbedrijf aan de top beland. Het midden- en kleinbedrijf van de podiumkunsten belichaamt tenslotte ook de pluriformiteit die nodig is, om in een zich steeds horizontaler en democratischer ontwikkelende cultuur de samenleving als geheel bij de cultuur betrokken te houden; en niet alleen de gevestigde orde of oudere intellectuele elite; of die nu links stemt of rechts. Het bereikt die samenleving tot in de haarvaten door er met 65% landelijke spreiding voor te zorgen dat ook in de vele kleinere steden in de regio voldoende cultuur van hoge kwaliteit op de podia staat.

Scherp kiezen is als uitgangspunt beter dan pappen en nathouden. Maar als de consequentie is dat tegen de 60% verdwijnt van een sector die zo belangrijk is voor de kunst en tegelijkertijd economisch en maatschappelijk zo goed presteert dan zou dat reden moeten zijn ons af te vragen of de bezuinigingen in zijn totaliteit toch niet echt wat te groot zijn en op zijn minst niet evenwichtig genoeg zijn verdeeld.

Wat zou U daar als Kamer aan kunnen doen. Drie mogelijkheden:

a.U kunt de omvang van de totale bezuinigingen drastisch verminderen en de invoering op zijn minst temporiseren. Ik heb het gevoel dat dit voor de coalitie niet het winnende antwoord is. Maar misschien dat het compromis van Wethouder Caroline Gehrels van Amsterdam toch nog voor een doorbraak kan zorgen.

b.U kunt kijken naar meer evenwicht tussen sectoren en tussen top en basis. Ik wijs niet graag naar anderen maar het is niet goed te begrijpen dat de verlangde omslag naar meer ondernemerschap en minder overheid niet ook gevraagd kan worden van topinstellingen en musea. Je zou toch zeggen dat juist die daar gelet op hun omvang, reputatie en populaire programmering ook meer mogelijkheden toe hebben. Ronduit desastreus is het verder als U de toch al ongekende bezuiniging van tegen de 60% op de kleinschalige en middelgrote podiumkunsten nog groter zou maken dan die al is, door eventuele reparaties bij regionale orkesten ten laste te brengen van het Fonds.

c.Een derde mogelijkheid is de volgende. De schade op de middelgrote en kleinschalige podiumkunsten blijft tot volgend jaar een abstractie. Pas volgend jaar juli, nadat wij onze beslissingen hebben genomen toont de schade zijn werkelijke gezicht. Dan kan niemand meer iets uitrichten. Waarom gebruiken we de beschikbare 150 miljoen frictiegelden niet voor een klein deel om hier een post onvoorzien voor op te nemen van pakweg 10 miljoen per jaar. Daarmee stellen we ons in ieder geval in staat, indien nodig de allerergste schade in deze sector af te wenden.

U staat voor een historische beslissing
Ik wens U daarbij allemachtig veel wijsheid toe."
Foto: ©Doriene Marselje
Foto: ©Doriene Marselje
Beeld: ©RG-vc via Getty Images
Beeld: ©RG-vc via Getty Images
2P-project Anywhere The Wind Blows | Foto: © Peter Lodder
2P-project Anywhere The Wind Blows | Foto: © Peter Lodder
Van Doesburghuis | Foto: © Johannes Schwartz
Van Doesburghuis | Foto: © Johannes Schwartz