Blog Henriëtte Post: John Borstlap versus Jan Riezenkamp

02 september 2013
Het cultuurpolitieke seizoen is geopend. Vrijdag stelde NRC Handelsblad in een artikel over de cultuurfondsen de vraag aan de orde of het (cultureel) ondernemerschap zo langzamerhand niet teveel gewicht heeft gekregen bij het beoordelen van subsidieaanvragen. “Ja”, vond Jan Riezenkamp, die ons voorhield dat het Fonds Podiumkunsten te veel op zijn rug is gaan liggen voor de wensen van het publiek en de politiek. Omgekeerd kreeg John Borstlap zaterdag in Trouw alle ruimte om juist de vooringenomenheid en macht van het kunstestablishment aan de kaak te stellen, dat onbegrijpelijke “prutskunst” zou bevoordelen boven conventionelere kunstuitingen die wel een warm onthaal zouden vinden in de samenleving.
De vraag waar het in de kunstsubsidiëring om zou moeten gaan, is drie jaar na de enorme cultuurbezuinigingen geen onbelangrijke vraag. Sinds de aankondiging van die bezuinigingen weten we dat John Borstlap zeker niet de enige is die vindt dat je net zo goed kan ophouden met al die kunstsubsidies. In het publieke debat was drie jaar geleden van een breed gedragen protest tegen de bezuinigingen geen sprake. Onderzoek door NRC Handelsblad liet zelfs zien dat meer dan de helft van de Nederlanders geen enkel bezwaar had tegen enorme bezuinigingen op het kunst- en cultuurbudget.

Van oudsher gaat het in de kunstsubsidiëring over de tegenstelling tussen de artistieke autonomie en de maatschappelijke waardering. Zonder het eerste is er eenvoudigweg geen kunst maar zonder het tweede op den duur eigenlijk ook niet. Het gaat om precies de goede balans.

Het Fonds Podiumkunsten is zes jaar geleden mede op initiatief van het veld zelf opgericht omdat die balans door een afkalvend maatschappelijk draagvlak verstoord was geraakt. De lauwe reactie van de Nederlandse samenleving op de bezuinigingen vormde in die zin dan ook geen geen verrassing. Maar het leerde ons wel dat we haast moesten maken met onze opdracht om de samenleving en de podiumkunsten dichter bij elkaar te brengen.

Om die reden wordt bij het beoordelen van een aanvraag tegenwoordig niet meer alleen naar artistieke kwaliteit gekeken, maar ook naar het ondernemerschap. En ondernemerschap omvat veel meer dan alleen de vraag ‘hoeveel geld brengt deze instelling zelf in het laatje’. Hoewel dat als teken van maatschappelijke waardering zeker niet onbelangrijk is. Maar ondernemerschap gaat ook over de rol die de instelling voor zichzelf in de samenleving ziet weggelegd en over de mate waarin de instelling er in slaagt de omgeving daarbij te betrekken.

Dat neemt niet weg dat de subsidiëring ook een stuk zakelijker, eerlijker en objectiever is geworden. Daar is niets mis mee vinden wij. Integendeel. Het draagt zeer bij aan het begrip voor de manier waarop subsidies in de kunst worden verdeeld en vastgesteld. In die zin is het betoog van Borstlap niet alleen een karikatuur maar ook een echo van een praktijk die we in de kunstsubsidiëring inmiddels ver achter ons hebben gelaten. Dat geldt ook voor de genoemde voorbeelden van belangenverstrengeling bij het Fonds. Daarbij ging het overigens niet over daadwerkelijke persoonlijke bevoordeling maar over “de schijn van” en was een en ander het gevolg van de officieel geldende, maar achteraf te licht bevonden, integriteitsregels zoals die sinds jaar en dag in de kunstsubsidiëring werden gehanteerd.

Wij vinden dus niet dat het Fonds Podiumkunsten op zijn rug is gaan liggen voor de politiek, zoals Jan Riezenkamp beweert. De schade van de bezuinigingen is ongehoord groot en wij vinden die bezuinigingen nog steeds disproportioneel en ongerechtvaardigd. Maar wij staan voor de beslissingen die wij hebben genomen. Wij zijn er van overtuigd dat die beslissingen in combinatie met de veerkracht van de sector de schade nog zoveel mogelijk heeft beperkt. Dat neemt niet weg dat ook wij zo langzamerhand wel klaar zijn met een cultuurbeleid dat alleen nog maar gaat over het tellen van bezoekers en inkomsten. Het begrip ‘cultureel ondernemerschap’ gaat nog teveel over geld en te weinig over de verbinding met een sociale context. Vandaar ons onderzoek naar de impact die artistieke inspanningen hebben op de samenleving om zo in de toekomst de inhoudelijke en maatschappelijke betekenis van kunst weer centraal te stellen.

En laten we ook de veerkracht in de gesubsidieerde podiumkunstensector vooral niet onderschatten. Want inmiddels heeft die sector zelf ook al wel in de gaten dat de wereld er niet meer zo uitziet als pakweg twintig jaar geleden. Er wordt in kranten gewag gemaakt van veel voorstellingen die op een prachtige en creatieve manier reflecteren op de maatschappij waarin wij leven, er blijkt een groot publiek te zijn dat zichzelf daarin herkent of zich er op een of andere manier door aangesproken voelt.

Lucas de Man sprak het uit in zijn Staat van de Creatieve Stad: “Niet alleen creëren maar ook verbinden, dat moeten we doen. Daarvoor moeten we uit onze eigen navel stappen en midden in de stad gaan staan.”. En hij is bij lange na niet de enige die er zo over denkt.

Een enerverend begin van het nieuwe podiumkunstseizoen. Een waarvan ik heel erg hoop dat het vooral prachtige en aangrijpende concerten en voorstellingen brengt.
Foto: ©Doriene Marselje
Foto: ©Doriene Marselje
Beeld: ©RG-vc via Getty Images
Beeld: ©RG-vc via Getty Images
2P-project Anywhere The Wind Blows | Foto: © Peter Lodder
2P-project Anywhere The Wind Blows | Foto: © Peter Lodder
Van Doesburghuis | Foto: © Johannes Schwartz
Van Doesburghuis | Foto: © Johannes Schwartz