Verslag Operatie Muziektheater van 27 mei 2011

06 juni 2011
De vierde en laatste openbare bijeenkomst van Operatie Muziektheater (een initiatief van TIN, MCN en Fonds Podiumkunsten) heeft de vorm van een markt. In de foyer van de Rotterdamse Schouwburg presenteert een groot aantal muziektheatermakers zichzelf. Ook geven ze in twee en een halve minuut durende pitches voor een publiek van programmeurs voorproefjes van hun voorstellingen. Daarna zijn zogenaamde speeddates georganiseerd, waar de makers en programmeurs elkaar nader kunnen besnuffelen. Het is vandaag bovenal een netwerkbijeenkomst.
De dag wordt afgesloten met een serie voordrachten van binnen- en buitenlandse muziektheatermakers. Volgens presentator Lex Bohlmeijer moeten deze ‘Best Practices’ gezien worden als ‘vijf praktijktips uit het muziektheater.’

Voorafgaand aan de voordrachten interviewt Bohlmeijer Guy Coolen, directeur van Operadagen. Coolen vertelt dat dit het eerste jaar is dat hij het gevoel heeft dat zijn festival werkelijk succesvol is. De voorstellingen waren uitverkocht en er werd lovend over geschreven in de pers. Hij benadrukt dat het festival samenwerkt met verschillende zalen in Rotterdam. Daaruit kwam een effectieve marketingcampagne voort. De visie van Coolen en het festival bestaat uit een geloof in jonge makers en componisten. Het festival wil bovenal een podium zijn voor nieuw muziektheater. Klassieke opera is er al genoeg, vooral in Amsterdam. Waarom zou je daar nog meer van willen programmeren? Operadagen wil een nieuw publiek aan zich binden.

Cathie Boyd, artistiek leider van het Schotse Cryptic, is een groot voorstander van coproduceren. Alleen met de hulp van coproducenten kan volgens haar innovatief muziektheater ontstaan. Cryptic begon als een muziektheatergroep maar is nu een productiehuis waar alle kunstvormen onderdak vinden. Ze werkt vaak samen met gastregisseurs. Daarnaast organiseert ze Cryptic Nights, een programma waar nieuwe artiesten zich kunnen presenteren. Er is een open inschrijving. Ze noemt drie producties die niet zonder coproducenten gemaakt hadden kunnen worden: Black Over Red (een coproductie met het Latvian Radio Choir), Each ”¦ and Every Inch (met SuperMusique) en Optical Identity (met het T’ang Quartet).
Een ander speerpunt van Boyd is technologie. Van Optical Identity is een film gemaakt die vervolgens op filmfestivals vertoond werd, zodat de voorstelling een compleet ander publiek bereikte. Ook ontwikkelde ze een iPhone applicatie waarmee het publiek extraatjes kan krijgen. Daarvoor plaatste ze QR-codes op posters. Nu ligt er een plan om een voorstelling speciaal voor de iPhone te maken. Cryptic wil een platform zijn voor een nieuwe generatie muziektheatermakers.

Volharden in de eigen artistieke visie en het publiek daarin meenemen is ook de missie van Anselm Weber. Hij is intendant van het stadstheater in Bochum. Dit theater wordt gefinancierd uit publieke gelden en is daardoor sterk verbonden met de stad. Voorheen werd er traditioneel theater gemaakt. Weber zag ruimte voor vernieuwing. Om zijn publiek te blijven bereiken moet hij rekening houden met drie dingen: de demografische kenmerken, immigratie en internationalisering. Hij is op zoek gegaan naar theatermakers die in Duitsland relatief onbekend zijn. Zo maakten zij met Paul Koek van de Veenfabriek een voor Bochum zeer experimentele voorstelling. Een Turkse regisseur maakte later Faust. En een Poolse theatermaker regisseerde Medea. De pers schreef dat Bochum tegenwoordig een stadstheater heeft dat programmeert als een festival. Dat blijkt voor alle partijen wennen. Het publiek moet daarom aan de hand meegenomen worden op dit pad.

De volgende spreker is componist Merlijn Twaalfhoven. Hij spreekt over zijn fascinatie voor ruimtelijke muziek. Hoewel hij er geen geld voor had, wilde hij iets maken met een groep van honderd muzikanten. Dus moest hij met amateurs werken. De manier waarop hij theater maakt, is hierdoor veranderd. Er ontstonden in zijn werk twee trajecten. De ene keer componeerde hij voor volleerde muzikanten en de andere keer maakte hij zijn werk ondergeschikt aan het spektakel en de ervaring van een grote groep (onervaren) toeschouwers en performers.

Als vanzelf ontstond de wens om deze twee werelden samen te voegen. Het viel Twaalfhoven op dat zijn voorstellingen met amateurs door de producenten waarmee hij werkte, gezien werden als een educatieproject, terwijl het voor hem even volwaardige kunstuitingen zijn. Zijn streven was om de perfecte uitvoering van een professioneel orkest te laten samengaan met de non-perfectie van amateurs. Het werk dat hieruit is ontstaan, appelleert volgens hem aan een moderne tendens naar onbeperkte toegang. Schoonheid is tegenwoordig geen zeldzaam goed meer. Veel schaarser is de gedeelde ervaring, de belevenis van een ritueel, het gevoel ergens bij te horen. Dat wil Twaalfhoven creëren.

Coproduceren is ook volgens Bradley Allen van theatergroep Hotel Pro Forma uit Kopenhagen van cruciaal belang voor een succesvolle afzet van muziektheater. Zijn groep specialiseert zich in uitermate visueel werk en werkte onder andere samen met de Latvian National Opera. Ze maakten de ‘Darwin electro-opera’ Tomorrow, in a year met muziek van de Zweedse electro-groep The Knife. Het is volgens Allen raadzaam om zoveel mogelijk coproducenten te vergaren voor de premièredatum van een voorstelling. Meer coproducenten betekent ook meer speelplekken. Coproduceren kost tijd. Allen beschrijft een traject van vier jaar, waarbij in het eerste jaar het idee wordt ontwikkeld en artistieke samenwerkingspartners worden gezocht. Het tweede jaar staat in het teken van coproducerende partners en de financiering. In het derde jaar volgt de première en in het vierde een tournee. Naast het ontwikkelen van een internationaal netwerk, het benaderen van agenten en het vergaren van coproducenten is in het verleden behaald artistiek succes noodzakelijk. En wie niet weet of hij al artistiek succes heeft gehad, heeft het nog nooit gehad.

Choreografe Nanine Linning ten slotte vertelt over haar stap naar Osnabrück in Duitsland. Hier heeft ze de kans gekregen om grootschalige voorstellingen te maken. De voornaamste reden om dit te doen, was om te kunnen werken met verschillende disciplines. De choreografe maakte er haar eerste opera: Madama Butterfly. Dit moest vooral geen opera worden waarin ook gedanst werd. Ze regisseerde het zo dat alle zangers en zangeressen twee en een half uur lang dansten. Multidisciplinair werken is lastig, aldus Linning. Het gaat erom iedereen bij elkaar te krijgen en te overtuigen van de totale visie. Zo moest ze traditionele zangers afleren om al te dramatische gebaren te gebruiken. De dansopera werd als zodanig gepromoot. De publiciteit richtte zich op zowel opera- als danspubliek. En dat sorteerde effect, beide groepen toeschouwers kwamen later terug voor andere voorstellingen, zoals Requiem. Linning heeft de grenzen tussen dans, opera en muziektheater in Osnabrück kunnen slechten.

Ter afsluiting meldt Nico Schaafsma, secretaris muziektheater bij het Fonds Podiumkunsten, dat dit weliswaar de laatste bijeenkomst van Operatie Muziektheater in deze vorm is, maar dat er op 27 juni aanstaande door het ITs Festival een debat over de toekomst van de Europese muziektheaterstudent wordt georganiseerd in het Compagnietheater in Amsterdam. Ook worden momenteel de mogelijkheden onderzocht voor een muziektheatrale uitwisseling tussen Nederland en Duitsland. Deze bijeenkomst staat gepland voor eind oktober 2011 in Berlijn.

Bekijk de foto's van de dag >
Nanine Linning
Nanine Linning
Foto: ©Maarten Nauw, Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond
Foto: ©Maarten Nauw, Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond
Kalpanarts & Matangi - Breathe | Foto: © Bowie Verschuuren
Kalpanarts & Matangi - Breathe | Foto: © Bowie Verschuuren
Nieuws 14 maart 2024

Jaarverslag 2023

Foto: © Claudia Hansen
Foto: © Claudia Hansen